Een populair onderwerp op ElfiSelfie is mijn ongezonde angst voor autoriteit. Van die keer dat ik werd gecontroleerd op cocaïne, tot die keer dat ik werd aangehouden op Utrecht Centraal: elke keer dat ik in aanraking kom met de wet, pies ik bijna in mijn broek.
Onlangs vroeg iemand aan me of ik dan nooit iets verkeerd doe. Terwijl ik zachtjes opbiechtte dat ik wel eens door rood loop of met z’n drietjes naar elkaar fiets, bedacht ik me dat mijn geweten helemaal niet zo schoon is als ik dacht. Blijkbaar had ik een incident van een paar jaar terug, heel diep in mijn onderbewustzijn begraven.
Samen met Leon was ik in Berlijn. Onze eerste vakantie samen. Op zich al spannend genoeg, want in dit prille begin probeerde ik nog de illusie in stand te houden dat ik nooit vet haar had, altijd wakker werd met een perfecte eyeliner en nooit, maar dan ook nooit, hoefde te poepen. Want poepen, dat doen meisjes niet.
In een kleine supermarkt vlakbij ons hotel sloegen we snacks en drinken in voor de aankomende paar dagen. Omdat ik ook nog wou doen alsof ik me nooit vergreep aan een pak koekjes, stelde ik verantwoordelijk voor om ook een paar appels mee te nemen. Voor de vitamientjes. Of zoiets. Nadat we netjes hadden betaald, liepen we met verheugde maagjes naar buiten.
Leon keek verschrikt naar mijn arm.
‘Wat? Wat? Zie je een beest?’
Terwijl ik nerveus met mijn arm wapperde, voelde ik dat er om mijn pols een plastic tasje geknoopt zat.
‘Die appels, heb je die wel afgerekend?’
Ik keek naar mijn arm en weer naar Leon.
‘God, nee’, piepte ik, ‘Ik heb appels gejat’
Ik wapperde nog wat meer nerveus met mijn arm in de hoop dat ze dan weer magisch terug de winkel in zouden vliegen.
Tasjes doofheid noem ik dit syndroom. Als ik winkel, voel ik op een gegeven moment niet meer of er een tasje aan mijn arm hangt of niet. Een teken van menselijke evolutie: een plastic tasje vergroeit een beetje met je zenuwen. Tenminste, zo ervaar ik het.
‘We moeten terug Leon! Maar ik durf niet! Zo meteen bellen ze de politie!’
Ik ijsbeerde over de Duitse stoep.
‘Ik ben een soort Eva. Ik heb zojuist de verboden vrucht gejat. Dat wordt jaren lang boeten voor mijn zonden.’
Hou in je achterhoofd dat Leon in dit stadium pas een paar maanden met mij omging en nog nooit had ervaren hoe gevoelig ik ben voor autoriteit. Nadat hij een paar minuten wijs zijn mond hield, pakte hij mijn arm vast en duwde hij me terug richting het hotel.
‘Help! Wat doe je!’
‘We jatten de appels Elfi. Ze liggen er vast niet wakker van.’
‘Maar..’
‘Geen maar, Elfi. We nemen de appels mee. En je bent er blij mee.’
In het hotel legde ik de appels op ons bed en besloot er even naar te staren. Over een paar minuten zou de polizei binnen komen en roepen: ‘Halzzz! Du bist ein Krimineel!’ of iets in die richting. Ik zou sterven op Duitse grond. Een soort Bonnie & Clyde situatie. Maar dan een stuk minder romantisch als in de film, want wij hadden geen koffers met geld, maar een tasje appels.
Omdat Leon vond dat ik normaal moest doen, gingen we toch maar gewoon op pad na mijn vergrijp. Na een paar bange uren over straat te hebben gelopen, realiseerde ik me dat de appels waarschijnlijk niet werden gemist. En terwijl de dag passeerde, vergat ik langzaam dat ik een strafbaar feit had gepleegd. Ik begroef het heel, heel diep in mijn onderbewustzijn. Zand erover. Heel veel zand.
Lieve politie van Duitsland, mochten jullie dit lezen – het was nooit de bedoeling om jullie appels te jatten. Ik wil jullie best 2 euro overmaken voor de kosten. Gooi me niet in de cel. Please.
Heel veel liefs,
Elfi(Selfie)