Help, ik kom uit de Achterhoek!

Het is eerste Paasdag en mijn vriend en ik liggen na een hele hoop familie, paaseieren en feeststol eindelijk in bed. In mijn Doetinchemse bed bij mijn ouders thuis, welteverstaan. Een éénpersoonsbed, tot ergernis van Leon. Ikzelf vind het niet zo erg. Lekker knus.

Leon wil per se met het raam open slapen. Hij vertelt altijd een verhaal over dat hij hoofdpijn krijgt als het raam dichtzit. Dan krijgen zijn hersenen geen lucht enzo, iets in die richting.

Terwijl ik dicht tegen hem aan kruip, valt het me op dat het toch wel flink naar brand begon te ruiken op mijn kamer. Ik raak altijd een beetje in paniek van brandlucht. “Leon, ruik je dat ook?” vraag ik zachtjes, doch dringend. “Hè wat ruik ik?” “Die brandlucht?” Licht geïrriteerd draaide hij zijn neus in de lucht. “Iemand heeft vast de haard aan staan.” Maar het bleef naar brand ruiken. In mijn hoofd zag ik mezelf al via het balkon mijn huis verlaten. Ik heb die route al uitgestippeld toen ik heel klein was. Gewoon hops, vanaf het balkon naar beneden, was mijn plan.

Ineens viel het kwartje. Het is Pasen. Het ruikt naar brand. Dat kon maar één ding betekenen.

Paasvuur.

“Leon! Leon! Ik weet wat het is! Het paasvuur! Natuurlijk!” Ik tetterde zoals gewoonlijk op standje driehonderd en dus schrok hij wakker. “Paasvuur? Wat is een paasvuur?”

Oh ja. Dat is Achterhoeks.

Voor de niet Achterhoekers onder mijn lezers: een paasvuur is een hele grote stapel hout die we in de brand steken met Pasen. Jep, zo simpel is het. Als je echt stoer bent pak je er een hele grote lap stof bij en probeer je zoveel mogelijk gaatjes te branden in je doek, door de vonken op te vangen. Maar zo stoer was ik nooit.

Deze Achterhoek misverstandjes heb ik wel vaker. Ik heb tot mijn achttiende in Doetinchem gewoond en ben toen verhuisd naar onze hoofdstad. Eigenlijk vertel ik hier nooit dat ik uit de Achterhoek kom, dan denken ze hier allemaal dat ik koeien kan melken en vloeiend dialect spreek. Stiekem baal ik dan soms een beetje van mijn Achterhoekse roots.

Gelukkig heb ik van mijn ouders gewoon Nederlands leren spreken en spreek ik geen dialect. Anders was ik meteen door de mand gevallen hier. Maar soms, heel soms, op een week moment gooi ik mijn Achterhoekse woordjes door mijn ABN heen. Autobaan bijvoorbeeld, want dat klinkt zo lekker Duits en spectaculairder dan snelweg. Maar ook aanmaken (opschieten), poar neem’n (bier drinken) en boks (broek) glippen er nog wel eens doorheen. Samen met struuken duuken en brommers kieken. Die moet je zelf maar even opzoeken.

Het is maar goed dat ik nooit dialect heb leren spreken, anders had ik nooit verkering gekregen met Leon. Want: “Ik zou echt nooit kunnen daten met iemand die met een Achterhoeks dialect spreekt. Hoe mooi en knap ze ook is, zodra die mond open gaat wordt het gewoon een onappetijtelijk wijf.” Zo. Die zit.

Terwijl ik met Leon weer terug rij naar mijn eigen paleisje in het westen, besef ik me dat de Achterhoek niet alleen maar bestaat uit bier, de Graafschap en koeienstallen. Het is er gezellig, groen en mensen zijn lekker down-to-earth. Ik draai het raam open en snuif nog een keer goed aan de frisse lucht, zonder stinkende toeristen of de geur van vers gedraaide joints.

“Het ruikt hier naar stront.” Leon haalt verontwaardigd zijn neus op.

“Klopt”, ik haal nog een keer diep adem. “Smells like home.”

Heel veel liefs,

Elfi(Selfie)

One thought on “Help, ik kom uit de Achterhoek!

  1. Je moet juist trots zijn op “ons” dialect. Het verbind mensen etc etc. Zonde dat je vriendje zo over de Achterhoekse vrouw & de Achterhoek in het algemeen denkt. Wees trots op waar je vandaan komt :). Werk zelf ook tussen de “stadse” mensen maar ben altijd gelukkig als ik weer naar huis kan rijden vrijdags, na een lange week werken. Wat er ook gebeurt de Achterhoek verlaat ik nooit ;)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *