Kennen jullie die show met die doomsdayspreppers? Waarin mensen straling bestendige kelders bouwen, water opslaan voor minstens drie jaar en duizenden blikken met bonen, rijst en overig voor-altijd-houdbaar voedsel sparen? Ik ben in ieder geval een groot fan van de show en deze liefde is er met de paplepel ingegoten. Mijn moeder houdt namelijk enorm van rampenfilms en zo lang als ik me kan herinneren, zie ik de aarde al vergaan. Hoe gekker, hoe beter. Eeuwige ijstijd? Leuk! Extreem snelle opwarming van de aarde? Top! Gigantische aardbevingen? Helemaal het einde.
Niet heel toevallig dat mijn moeder ook een passie heeft voor boeken met rampscenario’s. In mijn handen drukte ze nog snel even een boek voor op vakantie: Black-Out, van de Duitse schrijver Marc Elsberg. ‘Echt een pageturner.’ Had ze nog gelijk in ook. Onder mijn palmboom las ik binnen twee dagen het boek van 600 pagina’s uit, over hoe het zou zijn als de westerse wereld door een terroristische aanslag ineens zonder stroom zou komen te zitten. Mijn hele vakantie stond door Black-Out in het teken van elektriciteit en ik greep elke kans aan om Leon te vertellen over hoe fijn het is dat we gewoon stroom hadden: als hij zijn telefoon oplaadde, als ik stond te douchen, als ik naar de straatverlichting keek. Maar goed, thuis was alles snel weer vergeten.
Het was een ordinaire dinsdagavond, nog geen week na mijn vakantie in Gran Canaria. Zo’n typische, niks-aan-de-hand avond. Ik ging rustig douchen om vervolgens op mijn dooie gemakkie mijn haar te föhnen. Leon had net boodschappen gehaald voor de rest van de week en vertelde iets over kip en kwark. Echt, helemaal niks geks aan.
Totdat ineens de stroom uitviel.
Ik keek om me heen, knipperde twee keer met mijn ogen en begon daarna als een maniak de schakelaar van mijn föhn in te drukken. ‘Aan, ga nou aan!’ Leon liep in alle rust naar de stoppenkast en concludeerde heel rustig: ‘Oh. Het probleem ligt niet bij ons.’ De gang op. Voor het eerst zag ik al mijn buren bij elkaar. De verlichting op de gang werkte nog, maar voor de rest zat iedereen zonder stroom. Op Twitter las ik dat heel Diemen in het donker zat.
Nee. Nee. Nee. Dit kan niet waar zijn.
In mijn boek gaat het al vrij snel mis. Het is in Black-Out dan ook hartje winter wanneer de stroom hem pleit, dus mensen vriezen dan gewoon dood. Gelukkig was het nu hartje zomer, maar dat betekende niet dat al onze problemen waren opgelost. Alles zou instorten: van het openbaar vervoer, tot de water- en de voedselvoorzieningen. Kerncentrales zouden niet meer kunnen worden gekoeld, ziekenhuizen zouden niemand meer kunnen helpen, kortom: iedereen gaat dood, iedereen gaat kapot en iedereen sterft.
Ik voelde me als een doomsdayprepper die het af had laten weten op het ‘prep’ gedeelte. Ondanks mijn vele fantasieën over het einde van de wereld, had ik maar één literfles water in huis, een zaklamp zonder extra batterijen en een paar kleine kaarsen. Gelukkig had ik wel veel geluisterd naar de overlevingstips van de echte preppers. Op naar de wc.
Met mijn handen vol met shakebekers hobbelde ik naar de badkamer. Daar was Leon ook, heel rustig een kaarsje aan het aansteken. Best romantisch, mocht het niet zo zijn dat ik compleet aan het doordraaien was. ‘Wat ga jij dan doen?’
‘Nou, luister. In de stortbak van de wc zit nog schoon, bruikbaar water. En dat kun je dus gewoon drinken. Is gewoon schoon. Dus we kunnen het beter opvangen, want dan hebben we nog water voor een dag of twee.’
‘Nee joh’, reageerde Leon, ‘het water werkt nog wel. De boiler maakt het alleen niet meer warm.’ Vol irritante kalmte drukte ie op de knop van de wc.
‘Leon! Nee! Nee! Dat hebben we nog nodig!’ Fijn hoor, zo’n vriendje. Heb je een goed plan, verpest ie het alsnog voor je. ‘Elfi, hoor je dat?’ Er klonk een zacht gezoem. ‘Hij vult gewoon. De watercentrale functioneert nog zoals altijd. Kun je nu ophouden met gek doen?’
Nope. Geruisloos sloop ik naar de keuken en vulde ik elk pannetje en elke beker uit mijn kast met water, terwijl Leon stond te douchen. Je weet het maar nooit. Als dit echt een terroristische aanval zou zijn, zou de centrale ook spoedig uitvallen en dan is ie vast wél blij met mijn geniale waterplan. Als hij dan een slokje water zou willen, zou ik zeggen: ‘Ik zei toch dat we het moesten opvangen’, waarna ik zelfgenoegzaam in mezelf zou lachen.
Ondertussen vroeg ik me af of ik deze situatie niet over mezelf had afgeroepen. Ze zeggen dat als je vaak genoeg je dromen uitspreekt of opschrijft, dat het universum het dan voor je zou regelen. Misschien was mijn universum wel hypersensitief en kon ie geen onderscheid maken tussen angsten en dromen. Misschien dacht mijn universum wel: ‘Wat hoor ik? Black-Out? Wil je een Black-Out? Dat kan ik wel regelen! Poef!’
Leon maakte zich ondertussen vooral druk over zijn eten. Iets over prioriteiten enzo. Hij jammerde over zijn kip en zijn vlees, terwijl ik op Twitter las dat de energiemaatschappij rond kwart over tien de stroom weer zou inschakelen. Ja ja, dacht ik. Dat dachten ze in mijn boek ook.
Meer viel er niet meer te doen en dus gingen we maar slapen. Ik deed nog een klein schietgebedje richting het universum en brabbelde nog iets over het belang van batterijen in huis hebben, terwijl ik wegzakte in een donkere, droomloze slaap.
Om vervolgens om 2 uur ’s nachts wakker te worden van een mug.
Echt, wie heeft die schijtbeesten bedacht? Ik mepte doelloos wat om me heen en drukte een paar keer op het lichtknopje. Ah ja. Geen stroom. Met mijn zaklamp liep ik naar het toilet, terwijl ik Leon wakker hoorde worden. ‘Doet de stroom het weer?’ vroeg ie. ‘Nee, ik zit hier voor de lol met mijn zaklamp.’ Hij mompelde iets over kip en kwark (nogmaals: prioriteiten) en draaide zich rustig weer om.
Ik schoof het gordijn open en keek naar het oneindige zwart. Verderop zag ik een vage schemering in de lucht, rond Amsterdam. Die hadden nog wel stroom. Voor de deur kon ik nog net een politieauto onderscheiden en hier en daar hoorde ik mensen schreeuwen. Schijnt dat inbrekers en plunderaars niks leukers vinden dan stroomuitval. Gebeurde in mijn boek ook.
Op Twitter las ik dat ze niet wisten wanneer het probleem verholpen zou worden, dat het nog wel even kon duren. Ik kroop weer tegen Leon aan, mepte nog een paar keer rond in verband met de mug en dommelde weer voorzichtig in slaap, terwijl ik me afvroeg of ik zou moeten investeren in een aggregaat.
Licht. Om vier uur was het ineens licht. De printer startte op, de föhn blies enthousiast in het niks en de lampen schenen feller dan ooit te voren. Oh stroom. Wat hou ik van je.
Wat hebben we hiervan geleerd? Minder enge boeken lezen? Nee. Meer voorbereidingen treffen voor de dag dat de wereld vergaat. En geen doomsday meer roepen tegen het universum. Vanaf nu roep ik alleen nog maar jackpot, miljoenen en eenhoorns naar het universum. Laten we kijken of ie daar ook naar luistert.
Heel veel liefs,
Elfi(Selfie)