Tandarts, we gaan elkaar toch geen pijn doen?

Ik gruwel van de tandarts. Op zich best gek, want mijn gebit is altijd keurig. Elke keer ontspring ik netjes de dans als ik mag aanschuiven in de grote, witte stoel. ‘Je hebt een voorbeeldgebit Elfi, erg netjes’, was altijd de boodschap. Nooit een gaatje. Nooit een probleem.

En toch heb ik het gewoon niet op de tandarts. Ze hebben gekke apparaten, maken nare geluiden en wroeten altijd net iets te enthousiast door mijn tanden. Ik noem mijn tandartsen dan ook liefkozend: meneer en mevrouw Tandje. Hierdoor vind ik ze net iets minder eng.

Ik en mijn voorbeeldtanden schrokken dan ook toen ik ineens een zwart puntje achter op mijn kies spotte. Gaatjes, daar deed ik immers niet aan. Gaatjes zijn voor watjes. Ik had onverwoestbare tanden. Maar na lange inspectie met mijn vergrotende spiegel en zaklamp, wist ik toch wel bijna zeker dat ik nu toch echt aan de beurt was.

Toen ik aanschoof bij mevrouw Tandje gaf ik haar dan ook een uitvoerig rapport van mijn inspectie. Ik omschreef het gaatje en kon de kies direct aanwijzen. Daarnaast had ik nog een ander, vermoedelijk gaatje gespot tussen twee andere kiezen. Maar het antwoord van mevrouw Tandje was kort maar krachtig: ‘Dat is niks. Dat is een verkleuring, die zit er al jaren. Daar is niks mis mee.’

Best. Ik laat het wel aan jullie over. Ik werd weer met veel lof de deur uitgezet en over een jaar mocht ik weer terugkomen. Want voorbeeldtandjes, die hoeven niet zo vaak naar de tandarts.

Totdat ik vorige week ineens last kreeg van een gruwelijke pijn, in de aangewezen kies. Ik wist niet meer waar ik het moest zoeken en riep dan ook dramatisch dat de kies per direct getrokken moest worden. ‘Eruit! Nu! Ik kan best zonder kies!’ In ons keukenlaatje zocht ik naar iets om de tand eruit te wippen, maar ik kwam tot de conclusie dat ik naar meneer en mevrouw Tandje moest. Zo snel mogelijk.

Maandagochtend plofte ik in de stoel. Dit keer was het meneer Tandje, die mij even helemaal ging doorlichten. ‘Verder nog bijzonderheden Elfi?’ Natuurlijk had ik een hele lijst: mijn tandvlees was een beetje gek op die en die plek, ik had last van gevoelige tanden als ik ijsjes at en mijn kies deed giga mega veel pijn.

Vol angst opende ik mijn mond en hoorde ik hem iets in de trant van D300 en D huppelepup naar de assistente roepen. Foute boel dus. ‘Wjacht hjeb ijk een gjaatje?’ mompelde ik, met zijn spiegel nog onder mijn tong. ‘Ja Elfi, je hebt er twee. Eentje op je bovenste kies rechts en eentje op je onderste kies onderin.’

‘Mjaar djat zjijn tjoch verkjeurlingen?’ sliste ik hoopvol. ‘Nee, dat waren verkleuringen. Nu zijn het gaatjes.’ Ik sprong bijna uit mijn stoel. Meneer Tandje en ik hadden altijd één duidelijke afspraak: er was nooit iets met mijn gebit. Ik stelde me altijd aan.

‘Ik ga nog even foto’s maken, voor het geval je er nog meer hebt.’ Oh foto’s. Foto’s zijn leuk. Ik hou van selfies. Met geweld werd er een plaatje in mijn wang geduwd en voor ik het wist stond de tandarts naar mijn (voormalige) voorbeeldgebit te kijken. ‘Ik heb slecht nieuws Elfi. Je hebt er nog drie. Vijf in totaal dus.’

‘Drjie?!’ riep ik, ‘Hjoe djan? Hjet wjaren vjerkleuringen!’ Meneer Tandje ging de hele lijst met me af. At ik veel fruit? Nee. Dronk ik vaak vruchtensap? Nee. Frisdrank? Nee. At ik veel snoep dan? Ook niet. Of ik keurig tanden poetste? Ja, natuurlijk. Flossen? Okee, niet altijd, maar ik heb het echt niet zo bont gemaakt.

Meneer Tandje moest tot de conclusie komen dat mijn gebit drastisch achteruit is gegaan, maar dat niemand weet waarom. Hij zei letterlijk: ‘Je verdient dit niet, je leeft gezond. Maar het is nou eenmaal zo.’ Potverdikkeme. Ik ging in één afspraak van prijswinnende tanden, naar een gatenkaas. Gelukkig begreep hij mijn angst voor naalden en stelde hij voor om alles dan maar in één keer te doen, in mei. ‘Mag ik dan onder narcose?’ riep ik nog hoopvol. Maar dat mocht niet.

Vol woede en verdriet stapte ik weer bij mijn moeder in de auto. ‘Mam, ik vind dit niet eerlijk en heel, heel erg stom.’ Samen concludeerden we dat het inderdaad erg stom was. ‘Ik durf niet bijna geen suiker meer te eten, mam. De hele teringbende is gewoon verrot. Als ik nou nog tegen mezelf zou kunnen zeggen: ja, eigen schuld. Moet je geen hele flessen cola per dag drinken. Maar ik drink alleen water en thee! En ik snoep nooit! Ik doe helemaal niks!’

‘Weet je wat je zou kunnen doen?’ zei mijn moeder, ‘Je zou nu ook gewoon niet meer kunnen poetsen en flossen en heel veel suiker gaan eten, tot mei. Het is nu toch al stuk.’ Stiekem moest ik daar wel om lachen, waarna ze zei: ‘Maar niet echt doen hoor. Wel blijven poetsen. Anders krijg je klappen van meneer Tandje.’

We zouden elkaar nooit pijn doen, tandarts.

Potverdikkie.

Heel veel liefs,

Elfi(Selfie)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *